Rare sprongen

Weer thuis

Luid zingend
liepen ze het laatste stuk naar huis.

Mat had hen niet alleen maar
tot de grens gebracht,
maar was een heel eind
Donkerdam ingereden;
zover als mogelijk was.
Pas daar waar het Donkerdamse bos
te dicht werd en het mos te zacht
voor zijn wagen, keerde hij
en stapten ze uit, niet eerder.

Afscheid nemen vond ie overbodig
want hij zou nog heel vaak
langskomen, zei hij.
Misschien wel vaker dan hen lief was,
want hij had toch niet voor niets
nieuwe vrienden.

'De eerste de beste mooie dag
sta ik al 's-morgens vroeg
voor jullie deur,'
sprak hij enthousiast,
'met een aantal Goudstralenwouders;
voor een grote picknick.
Daar kunnen jullie op rekenen.'

Hij stapte vlug in
en reed luid toeterend en bellend weg
met de vreugdevolle kreten
van de groep,
als antwoord op zijn voorstel,
nog lang daarna in zijn oren.

De Donkerdammertjes
hoefden nu nog maar een uurtje te lopen.

En toen na een poosje
hun woonkern in zicht kwam,
hieven ze luidkeels een lied aan.


Nettie Muis,
Fred was net even niet thuis,
spitste haar oren
en stoof verbaasd uit haar huis.
En al haar kinderen renden nieuwsgierig
en al even verbaasd achter haar aan.

Fonsien en Folkert Mol
schoten íets te snel
uit de ondergrondse gangen
van hun ondergrondse hol
en buitelden over elkaar heen
naar buiten.
- Hùn kinderen waren nog te klein,
en lagen nog fijn
onschuldig, met dichte oogjes,
geborgen in hun warme bed.

Beide families
liepen gezamenlijk
hun vrienden tegemoet,
en spanden zich in om iets
van het luidkeels gezongen lied
te kunnen verstaan.
Hoe kleiner de afstand werd
hoe beter dat ging, natuurlijk.

Dit is wat ze verstonden:


  We hadden het fijn!
  We hebben genoten
  in het Goudstralenwoud!
  Daar schijnt de zon,
  daar is het nooit koud.

  Tòch zijn we blij
  na al die verwennerij
  weer Donkerdamse lucht
  te kunnen snuiven,

  en weer te kunnen lopen
  op het zachte
  vochtige mos
  van ons eigen
  donkere bos.



Hier kregen ze elkaar in de gaten.
Uitgelaten renden ze naar elkaar toe.
Blij, haast door het dolle heen,
sloten ze elkaar in de poten.

Ze zoenden, dansten,
zongen en sprongen.
Dat was best wel een vreemd gezicht,
maar ze vonden het ook zó fijn
elkaar weer te zien.
En er waren duidelijk geen
ongelukken gebeurd.
De hele groep was nog compleet.
Zelfs van de zwarte bosmieren
ontbrak er niet één.


In een van de lange
gezellige gangen
van het hol
van de familie Mol
wachtte hen een fijne koffietafel.

Ze hadden best weer trek
en aten snel en gulzig.
Onderwijl vertelden ze
wat ze allemaal
in het weekend hadden beleefd.

'Was het niet eng
bij die levensgrote beesten?'
vroeg Nettie angstig.

'O, nee!
Ze zijn juist heel aardig!'
riepen ze in koor.
'En,' ging Nel door,
'ze zijn heel goed getraind!
En ze vertellen je waar ze vandaan komen,
en hoe ze daar leven en wonen...'

'Ja,' zei Erwin,
'ze laten je wel eens schrikken
en doen wel eens eng,
maar dat is maar voor de grap.'

Zo ratelden ze door,
de een na de ander,
en niemand merkte dat Bas
voor zijn doen
eigenlijk wat stilletjes was.

Ze beantwoordden
alle vragen over het circus
en vertelden daarna
hoe het bij de familie
Rodemier was geweest.
En wat Mat, hun nieuwe vriend,
allemaal wel niet voor hen gedaan had.
Pas laat in de middag ging
iedereen naar zijn eigen huis.
Maar niet na de familie Mol en de familie Muis
bedankt te hebben voor de heerlijke maaltijd
en voor alle goede zorgen tijdens hun afwezigheid.


Bij ieder van hen stond een fleurig boeket bosviooltjes op tafel,
en de rommel van het vroege ontbijt
op de ochtend van vertrek
was keurig opgeruimd en afgewassen.
De boel was picobello in orde;
er lag geen stòfje. Maar Bas
had toch niet dat fijne tevreden gevoel
toen hij thuis kwam, dat hij anders had
als hij een poos weggeweest was.

'Ik ga maar vroeg naar bed,' verzuchtte hij,
'dan zal het morgen wel over zijn.'

Maar toen hij de andere ochtend opstond
had hij nog steeds datzelfde
vreemde gevoel van onbehagen.

Hij had nergens zin in en wilde net
maar eens gaan kijken wat voor weer het was
toen erop de steen getikt werd.
Lusteloos stak ie zijn hoofd naar buiten.

'Goeiemorgen,' zei Willem.
'Mogge,' zei Bas terwijl hij zijn huis uit kroop.
'Wat zie jíj er opgewekt uit!' zei Willem.
'Niet goed geslapen vannacht?'

'Och,' zei Bas.

'Nel is een heel eind verderop
al weer aan een nieuw
kunstwerk bezig,' zei Willem enthousiast.
'Ik geloof dat dit het grootste net wordt
dat ze ooit heeft gemaakt.
Waar die het geduld en de energie
vandaan haalt, mag Joost weten.'

'O,' zei Bas.

'Nou zeg, wat is er met jou aan de hand?
Je hebt een gezicht als een oorwurm!
En dat na zo'n fijn weekend.'

'Niets,' zei Bas kort.

'O nee?
Nou ìk weet anders best
wat je dwars zit,' sprak Willem gedecideerd.

'O, ja?' zei Bas ongeïnteresseerd.
'Wat dan?'

'Jij...' zei Willem
terwijl hij hem schuin aankeek.
'Jij, jij bent verliefd.'

'Verliefd! Maak het nou! Láát me niet lachen!'
riep Bas verontwaardigd.

'Tot over je óren!'

'Ja hoor! En dat weet jij!' zei Bas.
'Dat weet ik!' zei Willem uit de hoogte.
'En Nel weet het ook en...'

'Laat Nel zich nou maar
met haar weefkunsten bezig houden,' zei Bas boos.

'Dat dóet ze ook,' zei Willem.
'Ze is al uren bezig
aan een enorm net,
aan het eind van het brede zandpad
bij de korenvelden.
Het wordt een waar kunststuk!
Het grootste web
dat ik ooit heb gezien.
Zij...'

'Ja, ja, dàt weet ik nou wel,' zei Bas.

'Ik wil alleen maar zeggen,' zei Willem,
'dat Nel niet doof en blind is
voor de gevoelens van anderen,
wáár ze ook mee bezig is
en zeker niet voor die van haar vrienden.
Ze ziet en hoort nou eenmaal wat meer
dan een ander.
Zíj laat tenminste haar gevóel spreken!'

'Júist te meer reden om niet meteen alles
aan de grote klok te hangen,
en rond te bazui...'

'Ja kijk eens,' viel Willem hem kwaad in de rede.
'Karel en ik zijn natuurlijk niet
de grote klok!
En ze maakt zelf wel uit
wie ze in vertrouwen kan nemen
en wie niet. Punt uit!''

O, dus Karel
is ook al op de hoogte.
Mooi is dat!
Ik zou hier maar niet te lang
blijven zitten,' zei Bas bitter.
'Vertel haar vermoedinkjes maar gauw verder.'

'Ho, ho,' riep Willem vaderlijk.
'Nel hoefde het ons helemaal niet te vertellen.
Wij wìsten het àl-lang!
Ook wij hebben ogen in ons hoofd, hoor baasje!'

'Karel en jij! Mooi stel!' zei Bas schamper.
'Wat déden jullie eigenlijk in dat circus,
als ik vragen mag?
Dat was namelijk géén gezicht!
Dat kon helemáál niet!'

'Dat zal ik je eens haarfijn vertellen, jongen,'
zei willem, de laatste opmerking negerend,
'want dáár kwam ik nou eigenlijk voor.'
En hij ging er eens goed voor zitten.
 

 

 

 

Picture
Picture
Picture
Picture
Picture
Picture
Picture
Picture
Delen |

Logotr

Contact          Adverteren         Links

Home        Kinderlines Verhalen        Kinderlines Kleurplaten        Penvrienden        Dierentuinnieuws        Domeinen te koop     Spellen

Copyright 2016, Kinderlines Uitgeverij, alle rechten voorbehouden.